Serigrafie en serendipiteit

Serigrafie en serendipiteit
, Harmen Liemburg zeefdrukt zichzelf
Add Magazine (Belgium) About Print & Other Media 11/2012

Interview (text in Dutch and French) by Steven Cleeren

Als industriële toepassing is het zeefdrukken nooit weg geweest, maar in de kunsten moet de techniek het al een tijdje afleggen tegen minder tijdrovende technieken. Op academies is het vaak nog een verplichte passage voor studenten grafisch ontwerp, maar weinigen raken verder dan wat vrijblijvende probeerseltjes tijdens een workshop. Nochtans zagen we de laatste tijd, vooral vanuit de Verenigde Staten, een hernieuwde interesse voor zeefdruk. Ontwerperscollectieven als Aesthetic Apparatus, The Heads of State, The Small Stakes en Methane Studios zeefdrukken er vlijtig zogenaamde gig posters. Dichter bij huis, in Amsterdam, zeefdrukt Harmen Liemburg al 15 jaar een oeuvre bij elkaar dat inmiddels te lezen is als een biografie van de ontwerper zelf. Een gesprek over serigrafie en serendipiteit.

Handwerk is weer helemaal in. Er wordt gebreid, geborduurd en gebatikt dat het een lieve lust is, en ook in het grafische domein wordt de computer wel eens aan de kant geschoven om zich weer bezig te houden met loden letters en Adana degelpersen. Maar heeft al die nijver ook werkelijk iets om het lijf? Ooit was zeefdrukken een goedkope en toegankelijke druktechniek, maar waarom zouden we ons nu nog de moeite getroosten, een zeldzaam moment van nostalgisch verlangen daargelaten? Is het niet gewoon gemakkelijker om iets uit de printer te laten rollen?

Power
Voor Harmen Liemburg schuilt de toegevoegde waarde van het zeefdrukken onder meer in de technische mogelijkheden. Die mogelijkheden leert hij nog dagelijks ontdekken, bijvoorbeeld via zijn baantje als werkplaatsbeheerder op de Gerrit Rietveld Academie, waar hij een antwoord probeert te vinden op de meest bizarre vragen van studenten: “Zeefdrukken is een heel veelzijdige techniek die je in staat stelt om relatief dikke kleurpasta’s op een enorme diversiteit van materialen te drukken. De techniek is uitermate geschikt als je verder wil gaan in de fysieke kwaliteiten van je werk, als je meer power in je drukwerk wil dan vierkleurendruk kan bieden. Je kan ook dingen doen waar je de meeste offsetdrukkers niet echt warm voor krijgt, zoals iriserende of fluorescerende inkten of metallics. Ik heb ook al studenten gehad die inkten gebruikten op basis van oploskoffie, chocolade of echte inktvisinkt. Zolang het maar door die zeef gaat. En je kan natuurlijk op allerlei dragers drukken: papier, maar ook op karton, textiel, hout of plastic.”

Naast technische voordelen biedt de techniek ook allerlei creatieve en expressieve mogelijkheden. Het zeefdrukprocedé bepaalt immers in grote mate de visuele ervaring van het drukwerk. Bovendien zijn compositie en kleurstelling van elkaar gescheiden, en dat nodigt uit tot experimenteren. Volgens Harmen zijn “de basisprincipes uiterst eenvoudig, maar de lol van het zeefdrukken ligt net in het gebruikmaken van de ruimte die het proces biedt voor variatie. Als je voor een ontwerp drie zeven gebruikt, heb je drie lagen die elk een andere kleur kunnen krijgen. Het samengestelde beeld kan dus nog alle kanten op. Afhankelijk van de gebruikte kleuren en of je die transparant of dekkend gebruikt, worden beeldelementen namelijk naar voren gebracht of net naar achteren gedrukt. Zwart is in zeefdruk bijvoorbeeld een bijzonder sterk en agressief element. Als je een diapositief beeld in zwart over iets anders heen drukt, dan gaat het als een soort van kader fungeren, en al het onderliggende materiaal wordt dan gereduceerd tot ‘vulling’. Door te spelen met dekkende of transparante kleuren, met de volgorde van de drukgangen en met de afwisseling tussen diapositieve en -negatieve beeldelementen, kan je het werk een uitdrukkingskracht en dimensionaliteit geven die je nooit met een printer kan bereiken. Het hele proces heeft een soort van magie die heel verslavend werkt en die je onmogelijk kan faken in Photoshop.”

De met de hand gedrukte A0-vellen die Harmen ons laat zien, hebben inderdaad een sprekende kracht en een tastbare kwaliteit die je onmogelijk kan weergeven op een website of in dit magazine.

Tegenover de uitdrukkingsmogelijkheden en de relatieve toegankelijkheid van de zeefdruktechniek staan een aantal nadelen die Harmen graag voor lief neemt, zoals het gebrek aan precisie. Daarom wordt zeefdruk vaak ingezet als een quick-and-dirty procedé met dito uitstraling. Slapdash drukwerk is echter niet besteed aan Harmen Liemburg, die graag druktechnische perfectie nastreeft: “Ik ben eigenlijk een pietje-precies, maar ik kan niet verhinderen dat het materiaal voortdurend uitzet en weer krimpt, vooral omdat ik inkten op waterbasis gebruik. Er zal dus altijd een halve tot een hele millimeter afwijking op zitten, maar dat heb ik ondertussen leren accepteren. Vaak willen studenten bijvoorbeeld typografie drukken op offsetkwaliteit. Ik probeer hen dan enig besef bij te brengen over de randvoorwaarden van de verschillende druktechnieken. Maar goed, ik raak het spoor ook nog wel eens bijster, als ik weer vier of vijf kleurscheidingen in elkaar wil passen terwijl dat eigenlijk te hoog gegrepen is voor watergedragen zeefdruk.”

Harmen Liemburg is weinig dubbelzinnig over zijn voorliefde voor de techniek: “Op een bepaald moment moet je het voorbereidende werk op de computer afsluiten om de films uit te draaien waarmee je de zeven gaat belichten. Dan wordt de eerste fase in het proces definitief afgesloten. Wat ik nu zo fantastisch vind aan het zeefdrukken is dat, zodra je met die films naar de werkplaats gaat, het proces zich als het ware opnieuw opent, omdat je bij nader inzien toch het papier, de kleuren of de volgorde van de lagen kan veranderen. Het blijft een boeiend proces, ook al omdat er heel wat ervaring bij komt kijken. Het gaat om vakkennis die je maar stap voor stap kan opbouwen, ook al omdat je eigenlijk verschillende functies verenigt: die van ontwerper, van drukker, van lithograaf enz. Doorheen de jaren ben ik natuurlijk wel handig geworden in het juist inschatten van de mogelijkheden maar ook de potentiële problemen van een ontwerp. Wat ik nog steeds het moeilijkste vind aan zeefdrukken is de juiste kleuren kiezen en mengen. Daar kan ik heel lang zoet mee zijn.”

Garbage in, garbage out
Harmen Liemburg put uit de populaire cultuur voor de ingrediënten die hij verwerkt in zijn zeefdrukken. Hij plukt visuele clichés uit hun context en maakt er iets nieuws mee. “Het was een openbaring op de Rietveld Academie toen ik ontdekte dat ik met de schijnbaar neutrale beeldtaal van pictogrammen en logo’s verhalen kon vertellen, simpelweg door ze te combineren met elkaar. Misschien zorgde mijn achtergrond als cartograaf er wel voor dat ik aangetrokken was tot bijvoorbeeld de beeldstatistiek van Otto Neurath. Daarna is die fascinatie zich gaan verbreden en ondertussen kan alles wat ook meer enigszins clichématig of conventioneel is onderdeel worden van een werkstuk.”

Die ‘verhaaltjes’ die Harmen probeert te vertellen zijn heel erg open: “Ik draag een aantal ingrediënten aan waartussen een bepaald soort logica bestaat, althans voor mij. Vaak zijn dingen dubbelzinnig of zit er een vette knipoog in, maar wat het verhaal precíes vertelt, dat laat ik aan de toeschouwer over. Wie voldoende visueel ‘geletterd’ is, kan er genoeg boodschappen uit oppikken. Het is trouwens belangrijker dat mensen het plezier en de energie van het werkstuk als geheel herkennen, eerder dan dat ze alle verbanden tussen de elementen begrijpen. Het gaat niet zozeer om míjn obsessies, maar om het effect van het ontwerp: mensen moeten er een wowgevoel bij krijgen, of goede zin om zelf ook dingen te gaan maken.”

Het merendeel van Harmens zeefdrukken zou je kunnen omschrijven als collages. Dat betekent dat de kwaliteit van de input erg belangrijk is. Hij besteedt dan ook veel tijd aan wat hij ‘sponsen’ noemt: het receptief zijn voor en het verzamelen van bruikbare bouwstenen. Het belang daarvan omschreef hij ooit met een uitdrukking uit de informatietechnologie: garbage in, garbage out. Maar betekent dat dan ook dat goede ingrediënten automatisch een lekker gerecht opleveren? “In feite is iedere ontwerpopdracht die ik mezelf stel een avontuur met onbekende afloop. Ik heb inmiddels leren accepteren dat ik nooit goed weet wat uit mijn werkproces gaat komen. Maar tegelijkertijd heb ik er ook op leren vertrouwen dat, als ik maar genoeg tijd besteed aan het selecteren en het voorbereiden van de juiste bouwstenen, dat ik dan ook tevreden kan zijn met het resultaat.”

Toch bestaat er geen één-op-één relatie tussen een goede voorbereiding en het resultaat. Gelukkig is er ook nog ruimte voor wat we nu maar ‘serendipiteit’ noemen: “Soms speelt het toeval een rol, bijvoorbeeld wanneer dingen uit verschillende contexten op een wonderlijke manier toch heel mooi samenvallen. Dat is voor mij serendipiteit. Maar dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Je kan serendipiteit ook een handje helpen, door bijvoorbeeld je materiaal goed te kiezen en voor te bereiden, zodat dingen überhaupt kúnnen samenvallen. Maar daarvoor moet je experimenteren en het proces zelf ook een kans geven. Dat is iets wat ik mijn studenten ook probeer bij te brengen. Toegegeven, bij mij viel dat kwartje ook pas in mijn laatste jaar aan de Rietveld, maar sindsdien heeft het proces een sleutelpositie verworven. Je wordt dan wel afgerekend op het eindresultaat, maar de weg ernaartoe vind ik eigenlijk veel interessanter.”

Wanderlust
Harmen Liemburg is helemaal voor het proces, maar dat betekent niet dat hij in het wilde weg staat te zeefdrukken, hopend op een toevalstreffer. Integendeel, het werk begint pas wanneer er een concrete aanleiding is, een opportuniteit die zich presenteert: “Er moet een impuls zijn – van binnenuit of van buitenaf – die me aan het werk zet. In die zin zie ik mezelf ook nog steeds als ontwerper. Neem bijvoorbeeld die Face-off affiche: die is gemaakt naar aanleiding van een reeks lezingen en workshops in Canada en de VS. Zo’n gelegenheid is voor mij dan een aanleiding om weer eens een werkstuk te produceren, als aankondiging, maar ook om uit te delen aan mensen die mij geholpen hebben.
Mijn hoofd en mijn computer zitten dan natuurlijk vol met bouwstenen die nog wachten op gebruik. Op een gegeven moment had ik dan bedacht dat ijshockey een goede visuele metafoor zou zijn om de relatie tussen die twee landen uit te beelden. Dus daar hang ik dan zo’n heel ontwerp aan op. Zoekend naar bruikbaar materiaal kom je dan al snel uit bij Amerikaanse sportlogo’s, maar ook bij bepaalde kleuren of een typografische behandeling. Vaak gaat het om anonieme ontwerpen, die ik mij dan toe-eigen en vertaal naar vectortekeningen. De figuurtjes uit die logo’s worden vervolgens uit hun context gehaald en gaan een compleet nieuwe rol vervullen, die van speler, coach of toeschouwer. Via Google kom ik er dan ook achter hoe zo’n ijshockeybaan in elkaar zit. Dat schema moet ik dan nog vertalen naar de verhoudingen van een A0-vel. Omdat er ook altijd reclame staat op die boarding, is dat voor mij de ideale plek om daar mijn mededeling op kwijt te raken. En zo noteer ik voortdurend ideetjes, over wát voor ingrediënten ik hóe kan gebruiken. Stap voor stap vallen de dingen dan op hun plaats en krijgt het geheel langzaam vorm.”

De massacultuur en de consumptiemaatschappij leveren Harmen dankbaar werkmateriaal op. Ter voorbereiding van de tentoonstelling Crispy Cloud Kombini verbleef hij enkele weken in Nagasaki. In supermarkten bestudeerde hij Japanse snoep- en snackverpakkingen, om uiteindelijk vier dozen met snoepgoed weer naar huis te sturen. Thuis ploos hij de eigenzinnige verzameling uit en maakte er een installatie mee voor het Japanmuseum SieboldHuis in Leiden. De bijhorende mupi-affiche fungeerde dan als een soort van winkelinventaris, of etalage. Harmen beschreef als het ware de hedendaagse Japanse cultuur aan de hand van haar snoepgoed, en hij deed dit met dezelfde nieuwsgierigheid, verzameldrift en onderzoekende houding waarmee Philipp Franz von Siebold twee eeuwen daarvoor zijn etnografische collectie had aangelegd.

Harmen verkeert in de luxepositie dat hij zelf de inhouden kan genereren waarmee hij aan de slag gaat. Ontwerp is voor hem tegelijk aanleiding en instrument om bepaalde interessegebieden verder te onderzoeken: “Dat is geen academisch onderzoek. Bij mij leidt dat niet tot lange teksten maar wel tot met zorg gekozen ingrediënten. Ik ga niet uitzoeken wie al die logo’s heeft ontworpen, maar ik zoek wel grafische elementen die goed bij elkaar passen. Voor mij is de ‘sfeer’ die uit visuele elementen spreekt heel belangrijk. In die zin is het eerder een intuïtief onderzoek. Neem bijvoorbeeld die sportlogo’s: ooit heeft iemand bedacht dat al die teams een agressief dier nodig hebben. Iemand moet ook ooit begonnen zijn met de typische lijnvoering of stilering van die logo’s. Ze hebben een bepaalde ‘platheid’ die inmiddels een algemene stijl is geworden en die ik nog eens versterk omdat dat werk van mij natuurlijk ook uitermate ‘plat’ of tweedimensionaal is. Dus het gaat er mij om dat ik iets bijzonders doe met materiaal dat zo vanzelfsprekend is dat iedereen eraan voorbijgaat. Maar ik schrijf er dus geen scriptie over, al vindt de reflectie eromheen wel zijn weg naar mijn werk. Voor mij is het vooral belangrijk dat ik zelf nieuw beeldend werk maak.”

Die onderzoekende houding van Harmen betekent niet dat hij zwaar op de korrel is, integendeel: “Het werk moet ook een bepaalde ‘losheid’ hebben, liefst ook wat humor en lichtvoetigheid. Uiteindelijk ben ik wel een serieuze jongen die gedegen geïnformeerd is, maar ik ben niet zwaar op de hand. Ik wil mensen geen boodschap door hun strot duwen. Ik houd van grafisch ontwerp dat uit de band springt, een beetje maf is en een zekere visuele impact heeft. Ik wil graag wat zíén, geprikkeld raken door beelden. Ik ben helemáál tevreden als mensen ook nog goede zin krijgen van mijn werk, als ze aangespoord worden om zelf ook hun steentje bij te dragen aan de beeldcultuur.”

Vooral de Amerikaanse en Japanse visuele cultuur vormen voor Harmen een vruchtbare voedingsbodem. In de Amerikaanse grafiek wordt hij aangesproken door een zekere ‘lompheid’, een directheid en een kracht die je bijvoorbeeld terugvindt in de sportieve of militaire beeldtaal. In Japan wordt hij dan weer aangesproken door de enorme verfijning die voortkomt uit de enorm rijke grafische cultuur. Zo is hij erg geïnteresseerd in de traditionele Japanse houtsnede. Maar de onderzoekjes naar Japanse snoepverpakkingen of naar de verschillende verschijningsvormen van Smokey the Bear zijn voor Harmen ook een budgetvriendelijke manier om te reizen. Een zekere mate van escapisme en Wanderlust is hem niet vreemd en in zijn werk kan je verschillende exotische landschappen ontwaren, van de Far West tot Antarctica: “Sommige werkstukken laten me toe om te reizen in mijn hoofd. Ik heb ook altijd een zwak gehad voor jongensboekavonturen. In die zin voel ik met wel verwant aan iemand als Hergé: ook hij deed veel research, bereidde zich enorm goed voor, maar veel van die oorden die hij getekend heeft, daar is hij zelf nooit geweest. Dat heeft hij ook van boeken en foto’s.”

Autonoom
Je zou Harmens ontwerpen kunnen lezen als ’s mans biografie: zijn interesses, zijn denkbeeldige en werkelijke reizen, zijn vaardigheden en expertises zitten allemaal vervat in zijn zeefdrukken. Maar de verwevenheid tussen zijn werk en zijn leven gaat nog verder: hij gebruikt zijn posters ook als functioneel object, als communicatiemiddel, als relatiegeschenk, als bedankje, als ruilmiddel. Ze gaan op allerlei manieren de wereld in, maar daarvoor moet hij er wel genoeg drukken: “Het gaat om een oplage waar ik iets mee kan, waarbij ik niet hoef te wikken en te wegen of ik een exemplaar verkoop of weggeef. Ik geloof enorm in een zekere generositeit. Ik druk er altijd minstens 50, soms wel 100 of meer. Ik zie het ook echt als een instrument, als een middel om contact te maken met de buitenwereld. Dat onderscheidt volgens mij ook zeefdrukkende ontwerpers van bijvoorbeeld zeefdrukkende kunstenaars, die doorgaans veel energie steken in een relatief kleine oplage.”

Het is moeilijk om Harmen Liemburg vast te pinnen: “Een groot deel van mijn werk is een zelf gestelde opdracht. Het is allemaal behoorlijk autonoom. Daarom dat anderen mijn werk soms als kunst betitelen, terwijl ik mezelf het meest thuis voel in de wereld van het grafisch ontwerp.” Dat neemt niet weg dat je zijn werk geregeld kan aantreffen in een museale context. Zo verzorgde hij twee jaar geleden nog een installatie in het designmuseum van Milaan. Werk van hem zit in de permanente collecties van verschillende musea en recent nog werd zijn gebruiksvriendelijke tentoonstelling-in-een-kist Ultralight aangekocht door het Museum für Gestaltung in Zürich.

Dat Harmen geen kunst produceert, blijkt ook als we vragen hoe hij zich verhoudt tot popart. Alleen al door zijn voorliefde voor serigrafie en voor verpakkingsmateriaal is het voor ons moeilijk om niet spontaan aan de Campbell’s-soepblikken van Andy Warhol te denken. Maar ook hier voelt hij geen sterke betrokkenheid bij zeefdrukkende collagisten als Eduardo Paolozzi: “Ik heb me nooit erg verdiept in popart. Er zitten sowieso enkele lacunes in mijn kennis van de kunstgeschiedenis. Als er al een invloed is, dan moet die er ergens onbewust ingeslopen zijn. Maar ik vind ook niet dat ik me bewust tot Andy Warhol zou móéten verhouden. Ik ben er niet blind voor, maar ik orienteer me voor mijn eigen werk niet echt naar de beeldende kunst. Het gaat ook weer over de context waarbinnen je je werk wil laten functioneren, en dan zet ik mijn zeefdrukken liever in als communicatiemiddel dan dat ik unica wil produceren voor een galerie. Maar misschien ben ik daar gewoon te laconiek in.”
Afgezien van figuren als Shinro Ohtake of Ed Fella, moeten we Harmens grafische helden ook eerder buiten de kunst gaan zoeken. Ze opereren wederom in de anonimiteit van de populaire cultuur: “Iedereen kent de elegante Japanse prenten van kabuki-acteurs of courtisanes, maar wat ik een bijzonder interessant gebied vind, is de gebruiksgrafiek uit diezelfde periode. Niemand besteedt daar aandacht aan, maar die houtsnede werd ook gebruikt om ‘flyers’ te maken voor sumotoernooien, of voor kinderspeelgoed, of voor gezelschapsspellen.”

Sharing is caring
Harmen Liemburg had nooit gedacht dat hij 15 jaar na zijn zeefdrukopenbaring aan de Rietveld Academie nog steeds met zo veel enthousiasme over de techniek zou praten. Hij is ondertussen uitgegroeid tot een autoriteit in het veld, zodat hij zelfs naar zijn oude school mocht terugkeren om daar nu zelf studenten te helpen bij de uitvoering van hun projecten. Maar ook buiten de Rietveld Academie wordt hij uitgenodigd om zijn expertise te delen, bijvoorbeeld tijdens workshops en lezingen. Geregeld sturen anderen zeefdrukjes naar hem voor feedback. “Ik had nooit gedacht dat ik in een rol zou komen waarbij mensen míj weer benaderen. Ik denk wel dat ik één van de weinigen ben in het do-it-yourself milieu die het tot zo’n technisch niveau heeft weten te brengen. Dat heeft dan niets met chique apparatuur te maken, maar puur met fanatisme, met volharding, met de lat voor jezelf hoog leggen.”

Harmen is een man met een missie en hij praat graag over zijn werk. Met dezelfde generositeit waarmee hij zijn zeefdrukken uitdeelt, spreekt hij ook over hun totstandkoming. Voor vele van zijn zeefdrukken vind je op zijn website de receptuur waarmee hij de veelsoortige ingrediënten tot een smakelijk geheel heeft verwerkt. Een dergelijke mate van openheid over het creatieve proces is eerder zeldzaam in grafisch ontwerp. Voor Harmen is het een evidentie: “Ik voel wel een soort verplichting tot die openheid. Het is belangrijk om het proces te laten zien, om duidelijk te maken dat dingen niet zomaar uit de lucht komen vallen, maar stap voor stap opgebouwd worden. En mijn werkterrein is sowieso in de loop van de jaren naar educatie verschoven. Ik vind het heel belangrijk om studenten erop te attenderen dat alles wat ze ook maar voor hun voeten krijgen, een startpunt kan zijn van een nieuw ontwerp, of zelfs van een eigen weg.”

Zeefdrukken is een gelaagd, traag en intensief proces, en je moet er een bepaalde constitutie voor hebben. Een zekere gemoedelijkheid komt zeker van pas tijdens de lange belichtings- en droogtijden, en ook volharding helpt als je voor de zoveelste keer met afwasborsteltje en hogedrukreiniger een zeef staat schoon te maken. Ook Harmen Liemburg heeft wel eens maanden dat hij helemaal niets drukt. Hij moet er zich ook voor ‘opladen’, voor die korte periodes van hyperconcentratie waar het proces nu eenmaal om vraagt. Wat wel continu doorgaat, is het ‘sponsen’: intensief kijken, ideeën verzamelen, bruikbaar materiaal binnenhalen. Daarvoor plukt hij uit alles wat voorhanden is in het publieke domein, zelfs in wat voor vele ontwerpers no-go areas zijn, zoals clipart. Vervolgens verbindt hij dat visuele gemeengoed met elkaar volgens zijn persoonlijke interesses en associaties. Nadat hij alle externe impulsen en inspiratiebronnen toegeëigend en verwerkt heeft, stuurt hij zijn collages weer terug de wereld in. Want voor Harmen is zeefdrukken vooral een manier om zelf drukwerk te produceren, om een fysiek object van inkt en papier in handen te hebben. Grafisch ontwerp verzandt hier niet in conceptueel gemeier. Dit is ontwerp dat enkel bestaat in zijn tastbare vorm, in zijn vette volvlakken van felle kleuren in geurende inkten op gigantische vellen papier.

Order backissues from papyrus.com

Sérigraphie et serendipité
, Harmen Liemburg ou la sérigraphie de soi
Add Magazine (Belgium) About Print & Other Media 11/2012

Interview par Steven Cleeren

En tant qu’application industrielle, la sérigraphie n’a jamais vraiment disparu, mais dans les arts, la technique doit depuis quelque temps déjà céder sa place à des techniques moins chronophages. Dans les académies, il s’agit souvent encore d’un passage obligé pour les étudiants en graphisme, mais ils sont peu nombreux à aller au-delà de quelques petits essais sans engagement lors d’un atelier. Ces derniers temps pourtant, un intérêt renouvelé pour la sérigraphie nous parvient, principalement des États-Unis. Des collectifs de graphistes, tels que Aesthetic Apparatus, The Heads of State, The Small Stakes et Methane Studios, y sérigraphient lesdits gig posters avec zèle. Plus près de chez nous, à Amsterdam, Harmen Liemburg compile depuis 15 ans déjà une œuvre de sérigraphie, dorénavant disponible sous forme de biographie du graphiste en personne. Un entretien autour de la sérigraphie et de la serendipité.

Les travaux manuels sont à nouveau très en vogue. Tricot, broderie et batik sont autant de petits plaisirs retrouvés et dans le monde graphique, l’ordinateur est parfois délaissé pour un retour aux lettres de plomb et aux presses à platine Adana. Mais toute cette ferveur a-t-elle réellement de l’importance ? Jadis, la sérigraphie était une technique d’impression accessible et bon marché, mais pourquoi se donner tant de peine aujourd’hui, hormis pour un rare moment de désir nostalgique ? N’est-ce pas plus simple de demander à l’imprimante de nous sortir quelque chose ?

Pouvoir
Pour Harmen Liemburg, la valeur ajoutée de la sérigraphie se cache entre autres dans les possibilités techniques. Ces possibilités, il apprend encore à les découvrir au quotidien, par exemple grâce à son poste de chef d’atelier à l’Académie Gerrit Rietveld, où il tente de trouver une réponse aux questions les plus étranges posées par les étudiants : « La sérigraphie est une technique très éclectique qui permet d’imprimer des pâtes de couleur relativement épaisses sur une énorme variété de supports. La technique convient parfaitement à l’exploration des qualités physiques de votre œuvre ou si vous voulez conférer plus de pouvoir, de power, à votre impression que ce que la quadrichromie peut offrir. Vous pouvez également faire des choses qui n’intéressent pas vraiment la majorité des imprimeurs offset, comme utiliser des encres irisées, fluorescentes ou metallics. J’ai aussi déjà vu des étudiants qui utilisaient des encres à base de café soluble, de chocolat ou de véritable encre de seiche. Tant qu’elles passent par le tamis. Sans oublier, bien entendu, que vous pouvez imprimer sur une grande variété de supports : papier, mais aussi carton, textile, bois ou plastique. »

Outre les avantages techniques, la sérigraphie offre également diverses possibilités créatives et expressives. En effet, le procédé de sérigraphie détermine largement l’expérience visuelle de l’imprimé. De plus, composition et mise en couleur sont séparées, ce qui invite à l’expérimentation. Selon Harmen « les principes de base sont particulièrement simples, mais le plaisir de la sérigraphie réside précisément dans l’utilisation de l’espace laissé par ce procédé à la variation. Si vous utilisez trois tamis pour un projet, vous obtenez trois couches qui peuvent chacune être de couleur différente. L’image composée peut donc encore partir dans tous les sens. En effet, en fonction des couleurs utilisées et de leur utilisation transparente ou couvrante, les éléments de l’image sont imprimés soit à l’avant-plan, soit à l’arrière-plan. En sérigraphie, le noir est par exemple un élément particulièrement fort et agressif. Si vous imprimez une image positive en noir sur un support, elle va agir comme une sorte de cadre et l’ensemble du matériel sous-jacent sera alors réduit à un ‘remplissage’. En jouant avec des couleurs couvrantes ou transparentes, avec l’ordre de passage lors de l’impression et avec l’alternance entre images positives et négatives, vous pouvez conférer à votre œuvre une force d’expression et une dimension que vous n’obtiendrez jamais avec une imprimante. L’ensemble du procédé relève d’une sorte de magie addictive et impossible à imiter en Photoshop. »

En effet, les feuilles A0 imprimées à la main que Harmen nous montre, expriment une force parlante et une qualité palpable qu’il est impossible de restituer sur un site web ni même dans ce magazine.

Face aux possibilités d’expression et à la relative accessibilité de la technique de sérigraphie, il y a quelques inconvénients que Harmen accepte avec plaisir, tels que le manque de précision. C’est pourquoi la sérigraphie est souvent utilisée comme un procédé quick & dirty, au rayonnement tout aussi rapide et grossier. Cependant, ce n’est pas ce côté bâclé de l’imprimé qui intéresse Harmen Liemburg, mais davantage la perfection technique de l’impression : « En réalité, je suis un perfectionniste, mais je ne peux pas empêcher l’expansion et le rétrécissement constants de la matière, d’autant que j’utilise des encres à base aqueuse. Il y aura donc toujours une disparité d’un demi à un millimètre, mais entre-temps j’ai appris à l’accepter. Souvent, les étudiants veulent par exemple imprimer en typographie avec une qualité offset. J’essaie alors de leur enseigner quelques notions liées aux conditions connexes des différentes techniques d’impression. Même si, je l’avoue, je n’ai plus d’idées non plus lorsque parfois j’essaie pour la énième fois d’utiliser quatre ou cinq séparations de couleur, alors qu’en réalité, je sais que c’est un peu présomptueux pour de la sérigraphie à l’eau. »

Harmen Liemburg est peu équivoque quant à son penchant pour la technique : « À un certain moment, il faut finaliser le travail préparatoire à l’ordinateur pour sortir les films avec lesquels vous allez exposer les tamis. Ce n’est qu’à ce moment-là que la première phase du procédé est définitivement clôturée. Ce que j’adore précisément avec la sérigraphie, c’est que dès que vous allez à l’atelier avec ces films sous le bras, le procédé recommence pour ainsi dire à zéro, parce qu’à y regarder de plus près, on peut encore changer le papier, les couleurs ou l’ordre des couches. Le procédé reste passionnant, aussi parce qu’il exige une bonne dose d’expérience. Il faut des compétences professionnelles qu’on ne peut acquérir que pas à pas, car en réalité on cumule plusieurs fonctions : celle de graphiste, d’imprimeur, de lithographe, etc. Au fil du temps, j’ai appris à mieux estimer les possibilités, mais aussi les problèmes potentiels liés à une création. Selon moi, ce qui reste le plus compliqué en sérigraphie, c’est de faire le bon choix et le bon mélange des couleurs. Quelque chose qui peut m’occuper un bon bout de temps. »

Données inexactes, résultats erronés 

C’est dans la culture populaire que Harmen Liemburg puise les ingrédients qu’il intègre dans ses sérigraphies. Il cueille des clichés visuels hors de leur contexte et en fait quelque chose de nouveau. « C’était pour moi une révélation lorsque j’ai découvert à l’Académie Rietveld qu’avec un langage imagé de pictogrammes et de logos, neutres en apparence, je pouvais raconter des histoires, en les combinant tout simplement. Peut-être que mon passé de cartographe a fait que je me sentais attiré par les statistiques picturales d’Otto Neurath, par exemple. Par la suite, cette fascination s’est élargie et aujourd’hui, tout ce qui peut sembler quelque peu banal ou conventionnel peut faire partie intégrante d’une œuvre. »
Ces ‘petites histoires’ que Harmen essaie de raconter sont très ouvertes : « J’apporte quelques ingrédients, entre lesquels il existe une certaine logique, du moins pour moi. Souvent les choses sont ambiguës ou constituent un gros clin d’œil, mais ce que l’histoire raconte précisément, ça je le laisse à l’imagination du spectateur. Quiconque est suffisamment ‘lettré’ en termes visuels, y retrouvera assez de messages. Il est d’ailleurs plus important que les gens reconnaissent le plaisir et l’énergie de l’œuvre dans son ensemble, plutôt que d’essayer de comprendre tous les liens entre les différents éléments. Il ne s’agit pas tant de mes obsessions, mais de l’effet général de la création : le public doit éprouver un sentiment waw ou éprouver l’envie de commencer à faire certaines choses soi-même. »

On pourrait qualifier la majorité des sérigraphies de Harmen de collages. Ce qui signifie que la qualité de l’input est essentielle. Il consacre donc beaucoup de temps à ce qu’il appelle ‘éponger’ : être réceptif et glaner des éléments de construction utilisables. Un jour, il en a d’ailleurs décrit l’importance au moyen d’une expression tirée de la technologie de l’information : garbage in, garbage out – ou données inexactes, résultats erronés. Mais cela signifie-t-il que de bons ingrédients permettent automatiquement de préparer un plat délicieux ? « En fait, chaque mission de projet que je me donne est une aventure dont le dénouement est inconnu. Entre-temps, j’ai appris à accepter que le résultat de mon processus de travail revêt une certaine inconnue. Mais en même temps, j’ai appris à me fier au fait que je peux également être satisfait du résultat, pour autant que je consacre suffisamment de temps à la sélection et à la préparation de bons éléments de construction. »
Toutefois, il n’y a pas de rapport un sur un entre une bonne préparation et un résultat. Il existe heureusement encore de l’espace pour ce que l’on appelle aujourd’hui la ‘serendipité’ : « Parfois le hasard joue un rôle, par exemple, lorsque des éléments issus de différents contextes coïncident merveilleusement bien. C’est ce que j’appelle la serendipité. Mais cela ne tombe bien entendu pas du ciel. Vous pouvez également donner un petit coup de pouce à la serendipité, par exemple, en choisissant et en préparant bien votre matériel, de sorte que les éléments puissent réellement coïncider. Mais pour y parvenir, il faut expérimenter et donner une chance au procédé lui-même. C’est aussi quelque chose que j’essaie d’apporter à mes étudiants. J’avoue que je ne l’ai compris qu’en dernière année à l’Académie Rietveld, mais depuis lors le procédé a acquis une position essentielle. Vous êtes toujours jugé sur le résultat final, mais en réalité, je trouve le chemin parcouru pour y parvenir beaucoup plus intéressant. »

Humeur vagabonde
Harmen Liemburg est tout acquis au procédé, mais cela ne signifie pas que ses sérigraphies se font au petit bonheur la chance, espérant une quelconque aubaine. Tout au contraire, le travail ne commence que lorsqu’un motif concret existe, lorsqu’une opportunité se présente : « Il doit y avoir une impulsion – de l’intérieur ou de l’extérieur – qui me mette au travail. Dans ce sens, je me considère toujours comme un créateur. Prenez par exemple l’affiche Face-off : elle a été créée suite à une série de conférences et d’ateliers au Canada et aux États-Unis. Une telle occasion est pour moi une bonne raison de créer une nouvelle œuvre, soit pour annoncer un événement, soit pour la distribuer aux gens qui m’ont aidé. Ma tête et mon ordinateur sont alors remplis d’éléments de construction qui n’attendent qu’à être utilisés. À un moment donné, j’avais imaginé que le hockey sur glace pouvait être une bonne métaphore visuelle pour représenter la relation entre ces deux pays. Ensuite, j’y ai associé tout un projet. En cherchant du matériel utilisable, vous tombez assez rapidement sur des logos sportifs américains, mais aussi sur certaines couleurs ou traitements typographiques. Souvent, il s’agit de créations anonymes, que je m’approprie et que je traduis en dessins vectoriels. Les petits personnages de ces logos sont ensuite sortis de leur contexte et vont jouer un rôle totalement nouveau, celui de joueur, d’entraîneur ou de spectateur. Grâce à Google, j’ai aussi découvert comment se présente un terrain de hockey sur glace. Ce schéma doit ensuite encore être transposé proportionnellement à une feuille A0. Étant donné que les bords du terrain sont toujours recouverts de publicité, j’estime qu’il s’agit de l’endroit idéal pour faire passer mon message. C’est ainsi que je note constamment des petites idées, à propos d’ingrédients et de la manière dont je peux les utiliser. Pas à pas les éléments trouvent leur place et l’ensemble prend forme très lentement. »

La culture de masse et la société de consommation produisent des outils de travail gratifiants pour Harmen. Lors de la préparation de l’exposition Crispy Cloud Kombini, il a séjourné quelques semaines à Nagasaki. Dans les supermarchés, il a étudié les emballages de bonbons et d’en-cas japonais, pour finalement envoyer quatre boîtes de sucreries à la maison. Chez lui, il a décortiqué cette collection particulière et en a fait une installation pour le musée japonais SieboldHuis à Leyde. L’affiche mupi correspondante fonctionnait alors comme une sorte d’inventaire de magasin ou d’étalage. Harmen décrivait pour ainsi dire la culture japonaise contemporaine à l’aide de sa confiserie et il le faisait avec la même curiosité, la même passion de collectionneur et la même attitude inquisitrice avec lesquelles Philipp Franz von Siebold avait constitué sa collection ethnographique deux siècles plus tôt.

Harmen occupe une position de luxe, lui permettant de générer lui-même les contenus sur lesquels il va travailler. La création est pour lui tant un motif qu’un instrument pour explorer davantage certains centres d’intérêts : « Ce n’est pas une recherche académique. Chez moi, cela ne donne pas lieu à de longs textes, mais bien à des ingrédients soigneusement choisis. Je ne vais pas chercher à savoir qui a créé tous ces logos, mais je vais essayer de trouver des éléments graphiques qui s’accordent ensemble. Pour moi, ‘l’ambiance’ exprimée par des éléments visuels est très importante. Dans ce sens, il s’agit plutôt d’une recherche intuitive. Prenez par exemple ces logos sportifs : un jour, quelqu’un a imaginé que toutes ces équipes avaient besoin d’un animal agressif. Un jour, quelqu’un a dû commencer avec cette stylique ou ces lignes typiques de ces logos. Ils présentent une certaine ‘platitude’, laquelle est entre-temps devenue le style général et que je renforce davantage, car mon travail est aussi ‘plat’ ou bidimensionnel par essence. Il m’importe donc de faire quelque chose de particulier avec du matériel qui semble tellement évident que tout le monde l’ignore. Je ne vais donc pas rédiger de mémoire à ce sujet, même si la réflexion qui l’entoure finit toujours pas se frayer un chemin dans mon œuvre. Pour moi, il est surtout important de créer une nouvelle œuvre expressive. »

Cette attitude inquisitrice de Harmen ne signifie pas que sa critique est virulente, au contraire : « L’œuvre doit présenter un certain ‘relâchement’ et de préférence aussi un peu d’humour et de légèreté. En fin de compte, je suis un garçon sérieux, dûment informé, mais je ne me considère pas comme étant indigeste. Je ne veux pas gaver les gens de messages. J’aime le graphisme débridé, un peu fou et qui a un certain impact visuel. J’ai envie de voir quelque chose, d’être titillé par des images. Je suis pleinement satisfait lorsque mon travail inspire les gens, lorsqu’ils ont envie d’apporter leur petite pierre à l’édifice de la culture de l’image. »

Pour Harmen, les cultures visuelles américaine et japonaise sont son principal terrain fertile. Dans le graphisme américain, il se sent attiré par une ‘lourdeur’, un franc-parler et une force que l’on retrouve, par exemple, dans le langage visuel sportif ou militaire. Au Japon, par contre, il est attiré par l’énorme raffinement qui découle de la richissime culture graphique. Ainsi, il s’intéresse énormément à la gravure sur bois traditionnelle japonaise. Mais les recherches sur les emballages de confiserie japonaise ou sur les différentes apparences de la mascotte Smokey the Bear sont pour Harmen aussi une manière de voyager sans grever son budget. Un certain degré d’escapisme et d’humeur vagabonde ou de Wanderlust ne lui sont pas étrangers et vous pouvez deviner différents paysages exotiques dans son œuvre, depuis le Far West jusqu’à l’Antarctique : « Certaines œuvres me permettent de voyager dans ma tête. J’ai toujours eu un faible pour les livres d’aventures destinés aux garçons. En ce sens, je me sens proche de quelqu’un comme Hergé : lui aussi faisait beaucoup de recherches, se préparait particulièrement bien, mais n’avait jamais visité personnellement bon nombre des endroits qu’il dessinait. Il s’inspirait également de livres et de photos. »

Autonome
Les créations de Harmen peuvent se lire comme une biographie : ses intérêts, ses voyages imaginaires et réels, ses compétences et son expertise sont autant d’éléments intégrés dans ses sérigraphies. Mais l’interdépendance entre son œuvre et sa vie va plus loin encore : il utilise aussi ses posters comme un objet fonctionnel, un moyen de communication, un cadeau d’affaires, un remerciement ou une monnaie d’échange. Ils entrent dans le monde de manières différentes, mais pour cela, il doit en imprimer suffisamment : « Il s’agit toujours de sortir un tirage que je peux utiliser, pour lequel je ne dois pas trop réfléchir afin de savoir si je vends ou si j’offre un exemplaire. Je crois énormément à une certaine générosité. J’imprime toujours au moins 50 exemplaires, parfois même 100 ou plus. Je le vois aussi vraiment comme un instrument, comme un moyen d’établir le contact avec le monde extérieur. Selon moi, c’est aussi ce qui distingue par exemple les graphistes des artistes qui font de la sérigraphie, qui investissent généralement beaucoup d’énergie dans un tirage relativement limité. »

Difficile de cerner Harmen Liemburg : « Une grande partie de mon travail est le résultat d’une mission que je m’impose. L’ensemble de mon travail est plutôt autonome. C’est pourquoi d’aucuns qualifient parfois ce que je fais d’art, alors que je me sens plus à l’aise dans le monde du graphisme. » Cela n’empêche pas son œuvre de se retrouver régulièrement dans un contexte muséal. Il y a deux ans, il a ainsi créé une installation pour le musée du design de Milan. Certaines de ses œuvres figurent dans les collections permanentes de différents musées et récemment encore son exposition très conviviale ‘dans une caisse’, intitulée Ultralight a été acquise par le Museum für Gestaltung (musée du design) à Zürich.

Que Harmen ne crée pas de l’art ressort également de sa réaction à la question de savoir comment il se positionne par rapport au pop art. Rien qu’en raison de son amour pour la sérigraphie et les emballages, il est difficile de ne pas penser spontanément aux boîtes de soupe Campbell’s d’Andy Warhol. Mais ici non plus, il ne ressent pas de forte complicité avec les collagistes qui sérigraphient, comme Eduardo Paolozzi : « Je ne me suis jamais vraiment penché sur le pop art. Ma connaissance en histoire de l’art présente d’ailleurs quelques lacunes. S’il y a ne fut-ce qu’une influence, elle a dû s’insinuer quelque part de manière inconsciente. D’autre part, je n’estime pas être obligé de me comparer volontairement à Andy Warhol. Je n’y suis pas aveugle, certes, mais mon travail n’est pas vraiment orienté vers les arts plastiques. Il s’agit aussi du contexte dans lequel vous souhaitez que votre œuvre fonctionne et le cas échéant, je préfère utiliser mes sérigraphies comme moyen de communication plutôt que comme une œuvre unique destinée à une galerie. Mais je suis peut-être tout simplement trop laconique à ce propos. »
Abstraction faite des personnages tels que Shinro Ohtake ou Ed Fella, nous devons également chercher les héros graphiques de Harmen en dehors de l’art. Ils opèrent en effet dans l’anonymat de la culture populaire : « Tout le monde connait les images japonaises élégantes des courtisanes ou des acteurs de kabuki, mais ce qui pour moi est un terrain particulièrement intéressant, c’est le graphisme utilitaire de cette même période. Personne n’y prête attention, mais cette gravure sur bois était également utilisée pour la réalisation de ‘flyers’ pour des tournois de sumo, des jouets pour enfants ou des jeux de société. »

Partager, un geste aimable
Harmen Liemburg n’avait jamais imaginé que 15 ans après sa découverte de la sérigraphie à l’Académie Rietveld, il parlerait encore de sa technique avec autant d’enthousiasme. Entre-temps, il est devenu une sommité dans le domaine et est même retourné dans son ancienne école pour aider les étudiants à réaliser dorénavant leurs propres projets. En outre, il est également invité à partager son savoir-faire, lors d’ateliers et de conférences, en dehors de l’Académie Rietveld. Régulièrement, de petites sérigraphies lui sont envoyées pour feedback. « Jamais je n’aurais imaginé jouer un tel rôle, où les gens viendraient m’aborder à leur tour. Je pense être un des seuls peut-être dans le milieu autodidacte à avoir su atteindre un tel niveau technique. Et ça n’a rien à voir avec un équipement chic, mais uniquement avec le fanatisme, la persévérance et avec le fait de placer la barre très haut pour soi. »

Harmen est un homme avec une mission et il aime parler de son œuvre. Il parle de la réalisation de ses sérigraphies avec la même générosité dont il fait preuve lorsqu’il les distribue. Sur son site web, vous trouverez, pour bon nombre de ses sérigraphies, la recette grâce à laquelle il a pu transformer des ingrédients aussi multiples en un ensemble aussi appétissant. Un tel degré d’ouverture à propos du processus créatif est plutôt rare dans le monde du graphisme. Pour Harmen, c’est une évidence : « Je ressens une sorte de devoir d’ouverture. Il est important de montrer le processus, pour expliquer que les choses ne tombent pas du ciel, mais qu’elles sont construites pas à pas. De plus, quoi qu’il en soit, mon champ d’activité a basculé au fil du temps vers l’éducation. J’estime qu’il est très important d’attirer l’attention des étudiants sur le fait que quels que soient les éléments auxquels ils sont confrontés, ceux-ci peuvent être le point de départ d’une nouvelle création, voire même d’un chemin personnel. »

La sérigraphie est un procédé en couches, lent et intensif et vous devez faire preuve d’une bonne constitution. Une certaine intimité est toujours utile, surtout pendant les longues périodes d’exposition et de séchage, ainsi qu’un certain degré de persévérance lorsque vous nettoyez pour la énième fois un tamis avec une petite brosse et un nettoyeur à haute pression. Il arrive aussi parfois que Harmen Liemburg n’imprime rien pendant quelques mois. Il doit aussi se ‘recharger’, en vue de ces courtes périodes d’hyper-concentration exigées par le processus. Par contre, ce qui est constant, c’est cette activité ‘d’éponger’ : regarder de manière intensive, glaner des idées, récupérer du matériel utilisable. À cet effet, il cueille tout ce qui est disponible dans le domaine public, même dans ce qui est pour beaucoup de graphistes des no-go areas, des zones de non droit, comme le clipart. Ensuite, il relie ces biens communs visuels entre eux, selon ses associations et ses intérêts personnels. Après s’être approprié et avoir intégré tous les stimuli et les sources d’inspiration externes, il renvoie ses collages dans le monde. Car pour Harmen, la sérigraphe est surtout une manière de produire lui-même des imprimés, d’avoir en main un objet tangible, fait d’encre et de papier. Chez lui, le graphisme ne s’enlise pas dans un rabâchage conceptuel. Il s’agit d’un travail qui n’existe que dans sa forme palpable, dans ses aplats gras de couleurs vives aux encres odorantes sur de gigantesques feuilles de papier.

October 1st, 2012
, Posted in Interviews