Interview with Hans Gremmen

Interview with Hans Gremmen
Text (in Dutch) Harmen Liemburg for Items 6/2011.

Intro
Items zocht Hans Gremmen op in zijn nieuwe studio die hij deelt met Roma Publications, ontwerper Radim Pesko en beeldend kunstenaar Batia Suter. Bedachtzaam en zorgvuldig praat hij over zijn werk als grafisch ontwerper en initiator van gedrukte publicaties die vaak een link hebben met fotografie. In het Nederlands Fotomuseum was deze zomer The Mother Road te zien, een virtuele reis over de legendarische Route 66 via stills uit Google Streetview.

HL
Kijkend naar je website valt het me op dat de projecten at random naar voren komen. Is alles even belangrijk?

HG
Een paar jaar geleden had ik daar met een andere ontwerper een gesprek over. Doe je voor de ene opdracht beter je best dan voor de andere? Ik werd op dat moment gevraagd om voor het Zeeuws museum een simpel A5 boekje te maken, waar ik veel te hard op heb zitten zwoegen. Maar ik werk nog wél steeds voor ze…. Het versterkt mijn geloof dat er geen onderscheid moet zijn in wat je maakt. Of het nou een catalogus is voor MoMa of een kaartje voor een kleine tentoonstelling in Amsterdam, ik wil alles met dezelfde intentie maken. Dat is het idee. Die site werd een soort geweten. Als ik niet zeker wist dat een project daar kon laten zien, dan ging het de verkeerde kant op, en probeerde ik weer terug te keren naar het pad. Ik wil dat alles gelijkwaardig is, in ieder geval, dat ik er met dezelfde intentie en energie aan werk.

HL
Maar niet ál het werk kan altijd even interessant zijn, toch? Hoe laad je je telkens weer op om het onderste uit de kan te halen?

HG
Ieder project, of datgene waar ik me mee inlaat, moet iets bij me triggeren. Niet om nou constant vanuit mezelf te redeneren, maar er moet een reden zijn waarom ik er helemaal voor kan gaan. De ene keer is dat omdat de inhoud me aanspreekt, de ander keer omdat ik de kunstenaar of het instituut ken. Vaak is het een combinatie van die dingen. Ik ben altijd op zoek naar de grenzen van hoe je iets kunt presenteren. Op dit moment ben ik bezig om in samenwerking met het lectoraat fotografie van de St. Joost een grote database foto’s, die allemaal op de Dam in Amsterdam gemaakt zijn, door middel van verschillende media te ontsluiten. Voor mij is dat een interessant onderzoek. Niet alleen naar fotografische geschiedenis, maar omdat er een website, een iPad App en een publicatie komen, moeten we ook voor ieder medium onderzoeken wat de kracht en de beperkingen zijn. Dat is voor mij de jackpot, iets waar ik me graag in wil vastbijten.

HL
Je lijkt in toenemende mate opdrachten aan te trekken die met fotografie te maken hebben…

HG
Toen ik afstudeerde aan de Werkplaats Typografie (WT) kreeg ik veel aan typografie gerelateerde opdrachten. Letterlijk een soort typecasting eigenlijk. Superleuk om te doen, maar tegelijkertijd had ik het gevoel dat ik niet die jongen moest worden die altijd maar blijft goochelen met lettertjes. Het moest wel verder gaan. Ik snap nog altijd niet goed waarom de buitenwereld ontwerpers altijd vast lijkt te willen pinnen op één specifiek gebied. In dezelfde periode studeerde Karin Krijgsman af op de afdeling fotografie van de St. Joost. Ze zocht contact omdat ze samen met een groepje fotografen een tijdschrift wilden maken, en ze dachten dat ik dat wel kon. Zo is het eerste nummer van Fw: onstaan. Die samenwerking is langzaam geevolueerd. We begonnen met een redaktie van tien mensen, nu zijn het drie fotografen en ik, en zijn we inmiddels doorgegroeid naar een uitgeverij.

HL
Naast een reagerende rol als vormgever heb je ook een initiërende rol als redakteur en auteur. Wanneer gaat het bij jou borrelen?

HG
Als ontwerper zie ik mezelf primiair als iemand die reageert. Er is een vraag, ik bedenk een antwoord, heel simpel gezegd komt het daar telkens op neer. Dat is onuitputtelijk en gaat heel breed. Vorig jaar, toen ik op reis was door Amerika, kreeg ik de vraag van Fotodok of ik een jaar lang stukjes wilde schrijven over mijn praktijk. Ondanks het feit dat ik dat met alle plezier wil doen, kost het me veel tijd en hoofdbrekens. Zoiets neemt me dan volledig in beslag. De vraag vond ik uitdagend, maar ik was meteen op zoek naar een vorm waardoor het proces vloeiender zou verlopen zodat er frisse energie in zou blijven zitten. Samen met mijn vriendin was ik in Niagara Falls. Als doorsnee toerist denk je dat je naar een natuurlijk fenomeen staat te kijken, maar we kwamen er achter dat de hele situatie volkomen kunstmatig is. Lopen er meer bezoekers rond, dan laten ze het water wat harder stromen. Dat ziet er spectaculairder uit. De watervallen zijn beschermd, maar je kunt je afvragen of het de natuur is die wordt beschermd, of het beeld van die natuur? Bij Niagara Falls is het absoluut het laatste. De natuur wordt beschermd tegen zichzelf. Door bij minder bezoekers de hoeveelheid water terug te schroeven, wordt de erosie vertraagd. Wat toeristen verwachten te gaan zien, de beeldvorming van zo’n plek, is gevormd door fotografie. Heel bizar. Ik vroeg me af of er nog meer van dat soort iconen bestaan, plekken die bij mij een clichébeeld oproepen dat misschien ook helemaal niet klopt. Zo kwam ik er op om Route 66 via Google Streetview te gaan onderzoeken. De oorspronkelijke vraag van Fotodok om korte stukjes te schrijven leidde tot een onderzoek over de beleving en beeldvorming van het Amerikaanse landschap. Voor mij is dat ook reageren op de vraag, maar het gaat dan al heel snel over initiëren.

HL
Je film The Mother Road was deze zomer te zien in het Nederlands Fotomuseum tijdens New Topographics, een remake van een grensverleggende tentoonstelling uit de jaren zeventig over nieuwe landschapsfotografie, aangevuld met werk van hedendaagse fotografen. Wat was er eerder, je onderzoek naar Route 66 of de tentoonstelling?

HG
De contacten met het het NFM waren er al door een tentoonstelling die ik met Fw: in opdracht van het Nederlands Fotomuseum in Spanje had gemaakt. Ik was vorig jaar heel hongerig naar documentaires en andere achtergrondinformatie over Route 66, en vroeg curator Frits Gierstberg of hij nog werk kende waar ik iets aan zou kunnen hebben. Zo kwam hij in aanraking met dit project, net op een moment dat hij bezig was om New Topographics naar Nederland te halen. Hij wilde het direct in de tentoonstelling. De timing was voor beide partijen ideaal. New Topographics was voor mij een heel goede context en podium waardoor het project is gegroeid. En ik had meteen een deadline. Dat aanklikken en in volgorde zetten van al die 155.000 stills in Google Streetview was leuk om te doen, maar het heeft natuurlijk ook heel veel tijd gekost. Het was prettig om ergens naar toe te werken.

HL
Route 66 (historische autoweg in de VS die begint in Chicago, en eindigt in Santa Monica bij Los Angeles, red.) is een symbool voor de cultus rond automobiliteit en de Verenigde Staten zelf geworden. Hoe zie jij de relatie tot wat er te zien is bij de Niagara Falls?

HG
Als je door de Grand Canyon reist bijvoorbeeld, zijn er bepaalde punten die je kent van foto’s. Daar is het enorm druk, je staat er met z’n allen in de file. Iedereen gaat op zo’n klif staan in de hoop dezelfde foto te maken. Terwijl, als je doorrijd, kom je door natuur die minstens even imposant is, maar niet als zodanig benoemd. Arches (een tamelijk klein National Park in Utah, bekend om natuurlijke bogen gevormd in geerodeerde rotsen, red.) is heel makkelijk te vangen in een beperkt aantal beelden, en wordt daardoor heel iconisch. De Badlands in South Dakota is een fantastisch gebied dat zich veel minder makkelijk vangen in beeld laat vangen. Niet dat je daar geen hond tegenkomt, maar een paar ‘straten’ verderop, bij Mount Rushmore (bustes van amerikaanse presidenten uit rost gehouden, red.) is het weer filerijden. Begin vorige eeuw wisten de Amerikanen vaak niet hoe ze met natuur moesten omgaan. In de eerste national parks werd in eerste instantie de fout gemaakt dat het beeld beschermd werd, zoals in het geval van Yosemity Valley in California. Maar als je de vallei wilt beschermen, moet je de omringende hoogvlaktes beschermen, een gebied dat vijf keer zo groot is. Dat is uiteindelijk wat ze hebben gedaan. Voor mij is het duidelijk dat er een relatie is tussen de beeldvorming door schilderkunst en later fotografie, en de populariteit van die plekken. Niagara Falls is in Amerika een voorbeeld geworden van hoe je niet met natuur om moet gaan. Zodra je particulieren grond laat opkopen en de markt laat bepalen het zo’n plek geëxploiteerd wordt, worden er hotels gebouwd, casino’s geopend en is de kermis los.

HL
Ondanks de wetgeving is er onder Bush anders flink geneden in het budget van de National Park Service…

HG
Voor een jong land als de Verenigde Staten met een relatief korte geschiedenis is die imposante natuur desondanks één van de kwaliteiten waarmee ze zich heel duidelijk kunnen onderscheiden. In een documentaire van Ken Burns zei iemand het zo: ‘In Europa ga je naar een kathedraal om God te ervaren, maar hier zit je op de berg die hij heeft gemaakt. Zo dicht kom je bij Hem.’ De natuur is een bron van nationale trots, en ze voedt pattriotische gevoelens.

HL
Hoe verhoudt een autonoom project als The Mother Road zich tot je ontwerpprakrijk?

HG
Mij interesseert het verschil tussen de fysieke en een virtuele werkelijkheid. Via Google Streetview kun je op reis door dat medium, maar dan wel via het scherm van je computer. Het is één op één een vervolg op Empty Trashcan, mijn afstudeerproject aan de St. Joost dat ik later op WT heb voortgezet. Daarin bekijk ik de relatie tussen de desktop op de computer en het fysieke bureaublad. Fake Flowers in Full Colour, waarin ik met fotograaf Jaap Scheeren onderzoek of het mogelijk is om, in plaats van het aan de computer over te laten, zélf fysieke kleurscheidingen te maken, staat er voor mijn gevoel ook heel dichtbij. Voor de toeschouwer lijkt er soms een groot contrast te zijn tussen de projecten die naar buiten komen, maar zelf ervaar ik dat niet zo. Ik ben altijd op zoek naar wat dat ontwerpproces nou precies is. Wanneer moet ik instappen als ontwerper en wanner moet ik weer uitstappen? Is het als in: de ontwerper ontvangt een ordner met materiaal, hij maakt er een mooi boek van, en de drukker voert het uit? Ik ben juist geïnteresserd in het voor- en natraject. Door te praten met drukkers veranderen er vaak nog van alles terwijl het ontwerp bij wijze van spreken al op de pers ligt. Mij gaat het om de grenzen van het vak, en naar mijn rol daarin.

HL
Wanneer bereik je die grens?

HG
Dit najaar zijn de losse beelden van Fake Flowers in Full Colour in Foam te zien in een tentoonstelling over stillevens. In die context merk ik dat het voor de buitenwacht verwarrend is wie nou wat heeft gedaan. Men neemt voetstoots aan dat Jaap de fotos heeft gemaakt en ik het boek… Maar dat is een grens waar ik me niet zo druk over maak, dat soort hokjes houd je blijkbaar altijd.
Als ontwerper loop ik wel eens tegen een grens wat ik kan en wil doen. Zo kreeg ik ooit een onsamenhangende map met foto’s van iemand in de hoop dat ik daar wel verband in zou aanbrengen. Mijn reactie was toen: ‘jij hebt de woorden gemaakt, en nu moet ik de zinnen vormen?’ Dat is tricky. Voor je het weet ga je iemands verhaal vertellen, en dan vind ik mijn rol discutabel worden. Ik heb wel een sparringpartner nodig. Het moet ergens over gaan.

December 5th, 2011
, Posted in Interviews